De spookspuit

(hoofdstukken 35 t/m 51), schilderij

Indeling

Het schilderij laat zich zien als een toneel met coulissen. Rechts, het beeld van Nelson, een Egyptische obelisk, een minaret, een walvissloep en de Atlas-agena raket met de Apollocapsule als kraaiennest. Daarvoor, Osiris, een witte monnik en een haai. Aan de linkerzijde, van achter naar voren: de masttop, de beelden van Baal en Perseus, een bokser en, samen met de centrale ibis, een tweede haai, als een symmetrisch repoussoir. Deze dieptewerking wordt nog versterkt door het raam in het midden met de stijve penis onder een boog van sterren en de sterrenbeelden van de zomer, zoals die op de dubloen zijn afgebeeld. De donkere achtergrond gevormd door de walviskaart van de wereld.

Hier woont het geluk

“Hic habitat felicitas”, tekst en afbeelding van een gevelsteen van een bordeel uit Pompeï: een referentie aan het vooronder van het schip en de Osiris mythe. Daarbovenop, de Tarot kaart van Moby Dick: de Pausin. De Anaconda, erboven, is een verwijzing naar Achab, zoals ook de beelden van Baal met de strijdknots en Perseus met het hoofd van Medusa, beiden met de voor Achab zo kenmerkende opgeheven arm. Linksboven: het profiel van het eiland Mocha, waar Moby Dick is naar vernoemd.

Het geheel en de delen

De Osiris mythe is een onderliggend verhaal van Moby Dick. Osiris, rechts in het schilderij, wordt in stukken gehakt die over de wereld worden verspreid. Zijn zusters Neftis en Isis vinden alle lichaamsdelen terug, behalve zijn pik. Die blijkt onvindbaar. Als de zusjes het lichaam weer in elkaar hebben gezet geven ze hem een houten pik en blazen zij Osiris weer tot leven. Net als in de vergelijking van de bemanning van de Pequod met de Anarchassis Clootz delegatie en het beeld van de lappendeken refereert het Osiris verhaal aan het wereldbeeld van Melville als een collage van zeer uiteenlopende versnipperde fragmenten. Die passie voor het curieuze detail deelt Reuvers met Melville. Zoals bijvoorbeeld Reuvers’ keuze voor de Ibis, verbeelding van Thot, god van het schrift. Volgens Herodotus een vogel die graag met zijn snavel in zijn eigen achterwerk punnikt. Of de karmeliet, met zijn witte pij, een verwijzing naar de witte monniken van Gent in zijn verhandeling over de witheid van de walvis. Net als (what is in a name?) het kleine Larousse-plaatje rechtsonder, van Louis Blanc, een Franse vakbondsleider, en het plaatje, links in het midden, van Johan de Wit. Geen wonder dat in het werk van Reuvers over Moby Dick veel plaatjes uit Larousse zijn te vinden. Een encyclopedie is immers ook zo’n verzameling ongelijksoortige fragmenten.

Engelen en goden

Melville noemt de haaien, die rond het schip cirkelen en de aan het schip gebonden walviskarkassen aanvreten, nogal morbide, engelen. De horizontale band van schelpen, boven de ibis, is een wampun, een object, waarmee Indianen een verdrag vastlegden. De bokser Deaf Burke, aan de linkerkant, wordt samen met Blind Bendigo, door Melville met goden vergeleken omdat ze zo opgaan in het gevecht dat ze geen aandacht hebben voor het publiek.